All Downloads are FREE. Search and download functionalities are using the official Maven repository.

annotated.ECLI.NL.RBROT.2008.BE7078.xml Maven / Gradle / Ivy

There is a newer version: 2.0.4
Show newest version


  
    
      ECLI:NL:RBROT:2008:BE7078
      text/xml
      public
      2014-04-22T15:54:57
      2013-04-05
      Raad voor de Rechtspraak
      nl
      BE7078
      Rechtbank Rotterdam
      2008-08-13
      10/600040-08
      Uitspraak
      Eerste aanleg - meervoudig
      NL
      Strafrecht
      
        
          Rechtspraak.nl
          NJFS 2008, 217
        
      
    
    
      http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2008:BE7078
      text/html
      public
      2013-04-05T03:14:44
      2008-08-18
      Raad voor de Rechtspraak
      nl
      ECLI:NL:RBROT:2008:BE7078 Rechtbank Rotterdam , 13-08-2008 / 10/600040-08
      
    
  
  
      
        Promis. Vrijspraak in verband met inzet burgerpseudo-verkoop. 
        Het opsporingsmiddel burgerpseudo-verkoop ontbeert een wettelijke basis en had niet mogen worden ingezet. De rechtbank acht dit verzuim zodanig ernstig, dat zij daaraan de sanctie van bewijsuitsluiting verbindt. Vrijspraak.
      
    
  
      RECHTBANK ROTTERDAM
      
      Sector strafrecht
      
      
        Parketnummer: 10/600040-08
        Datum uitspraak: 13 augustus 2008
        Tegenspraak
      
      
      
      VONNIS
      
      van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
      
      
      
        [Verdachte]
        geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats],
        zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
        ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Rijnmond, Huis van Bewaring Noordsingel te Rotterdam,
        raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam.
      
      
      
      ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
      
      Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 juli 2008.
      
      
      TENLASTELEGGING
      
      Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
      
      Het tenlastegelegde komt er op neer dat aan de verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij samen met een ander drugshandel heeft voorbereid dan wel bevorderd.
      
      
      EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
      
      
        De officier van justitie mr. Baan heeft gerequireerd: 
        - bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
        - veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek
        van voorarrest.
      
      
      
      ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE 
      
      Namens de verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vervolging, omdat ten onrechte gebruik is gemaakt van het opsporingsmiddel burgerpseudo-dienstverlening in de zin van artikel 126ij Wetboek van Strafvordering. In casu zou geen sprake zijn van pseudo-koop dan wel van dienstverlening. Voor zover daar wel sprake van zou zijn, had de weg van artikel 126i van het Wetboek van Strafvordering dienen te worden bewandeld.
      
      De officier van justitie stelt dat er rechtmatig gebruik is gemaakt van het opsporingsmiddel burgerpseudo-dienstverlening in de zin van artikel 126ij Wetboek van Strafvordering.
      
      De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
      
      Artikel 126ij Wetboek van Strafvordering heeft betrekking op het geval dat de officier van justitie met een burger overeenkomt dat deze bijstand verleent aan de opsporing, door goederen af te nemen van, of diensten te verlenen aan de verdachte. 
      
      Aanleiding voor de inzet van dit opsporingsmiddel was dat [bedrijf 1], hierna: [bedrijf 1], een groothandel in farmaceutische grondstoffen, in december 2007 per e-mail en per telefoon werd benaderd door een persoon die zich uitgaf voor de heer [verdachte] van de firma [bedrijf 2], hierna [bedrijf 2]. Hij verzocht [bedrijf 1] aan hem paracetamol en cafeïne te leveren. [bedrijf 1] heeft dit verzoek aanvankelijk geweigerd. Wegens een interne miscommunicatie is [bedrijf 1] op een later moment, toen zij wederom door [bedrijf 2] werd benaderd, toch akkoord gegaan met het verzoek. Op 2 januari 2008 heeft een levering plaatsgevonden aan de firma [bedrijf 2] van 800 kilogram paracetamol en 400 kilogram cafeïne tegen betaling van €8.880,-. Een nieuw verzoek van [bedrijf 2] om paracetamol en cafeïne te leveren op 19 maart 2008 werd door [bedrijf 1] afgewezen. [bedrijf 1] heeft vervolgens de politie ingelicht. 
      
      
        Op 9 april 2008 zijn de officier van justitie en [bedrijf 1] schriftelijk overeengekomen dat [bedrijf 1] in de periode van 9 april 2008 tot en met uiterlijk 8 juli 2008 bijstand verleent  aan de opsporing door goederen af te nemen van en/of diensten te verlenen aan de verdachte. De bijstand hield in:
        - het (telefonisch) contact onderhouden met een persoon die heeft opgegeven te zijn [verdachte], de wettelijke vertegenwoordiger van de onderneming [bedrijf 2];
        - het (doen) afleveren van farmaceutische grondstoffen aan bovengenoemde persoon en/of bedrijf betreffende (onder meer) paracetamol en/of cafeïne en/of fenacetine;
        - het toelaten van opsporingsambtenaren van de Nationale Recherche of technische recherche bij voornoemde leveringen ten behoeve van nader onderzoek.
        Aan de overeenkomst lag ten grondslag de vermoedelijke overtreding van verdachte van artikel 2 juncto artikel 10 van de Opiumwet, alsmede van artikel 10a van de Opiumwet. De achterliggende gedachte hierbij was dat paracetamol en cafeïne gebruikt worden als versnijdingsmiddel voor heroïne. Zij vallen daarmee onder het begrip stoffen in de zin van artikel 10a Opiumwet. 
      
      
      Naar aanleiding van de gesloten overeenkomst is door een medewerker van [bedrijf 1] op 9 april 2008 contact opgenomen met de persoon die zich uitgaf als [verdachte]. De medewerker heeft hem verteld dat, indien hij nog steeds geïnteresseerd was in de afname van paracetamol en cafeïne, hij [bedrijf 1] de daaropvolgende dag zou kunnen terugbellen. Op 10 april 2008 heeft een persoon namens de firma [bedrijf 2] [bedrijf 1] gebeld en 1000 kilogram paracetamol en 400 kilogram cafeïne besteld. De levering vond plaats op 16 april 2008, waarvoor een bedrag van €9.722,30 is betaald.
      
      Op 18 april 2008 wordt de verdachte aangehouden op het moment dat hij in een loods gelegen achter perceel [adres] te Schiedam paracetamol, cafeïne en een bruine kleurstof met elkaar vermengt.  
      
      De door de officier van justitie en [bedrijf 1] gesloten overeenkomst heeft ertoe geleid dat [bedrijf 1] 1000 kilogram paracetamol en 400 kilogram cafeïne aan verdachte en zijn mededader heeft geleverd tegen betaling van een bedrag van € 9.722,30. Daaruit moet worden afgeleid dat hier sprake is van pseudo-verkoop en niet van pseudo-dienstverlening of pseudo-koop als voorzien in artikel 126ij Wetboek van Strafvordering. De wetgever heeft immers aangegeven dat onder pseudo-koop in de zin van voornoemd artikel geen pseudo-verkoop mag worden verstaan, aangezien bij pseudo-verkoop veelal niet of slechts moeizaam kan worden aangetoond dat aan de eis van het Tallon-criterium is voldaan.   Het voorgaande leidt tot de slotsom dat dit opsporingsmiddel een wettelijke basis ontbeert en derhalve niet had mogen worden ingezet. 
      
      Voor de sanctie van niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging is slechts plaats indien sprake is van een zodanig ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. 
      
      Niet kan worden aangenomen dat het openbaar ministerie in het onderhavige geval doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte heeft gehandeld. De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.
      
      
      VRIJSPRAAK
      
      Namens de verdachte is subsidiair aangevoerd dat, zoals hiervoor reeds is beschreven, ten onrechte gebruik is gemaakt van het opsporingsmiddel burgerpseudo-dienstverlening in de zin van artikel 126ij Wetboek van Strafvordering en dat dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
      
      De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
      
      
        Reeds hierboven is overwogen dat het betreffende opsporingsmiddel een wettelijke basis ontbeert en derhalve niet had mogen worden ingezet. Nu dit toch is gebeurd, moet worden bezien of, en zo ja welk gevolg hieraan dient te worden verbonden.
        Van belang is in dit verband dat het betreffende verzuim onherstelbaar is en kan worden aangemerkt als een schending van een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift waardoor verdachte nadeel heeft geleden. Indien het opsporingsmiddel niet zou zijn ingezet, had [bedrijf 1] de betreffende producten niet aan verdachte en zijn mededader geleverd.  
      
      
      De rechtbank acht dit verzuim zodanig ernstig, dat zij daaraan de sanctie van bewijsuitsluiting verbindt. Dat betekent dat de vruchten die zijn verkregen als gevolg van de inzet van het litigieuze middel van het bewijs dienen te worden uitgesloten. 
      
      Nu het bewijs in onderhavige zaak grotendeels voortvloeit uit de onrechtmatige burgerpseudo-verkoop, en het dossier voorts onvoldoende feiten of omstandigheden bevat  waaraan de overtuiging kan worden ontleend dat verdachte betrokken is geweest bij de eerste levering van paracetamol en cafeïne in januari 2008, dient verdachte te worden vrijgesproken. Bij dit laatste oordeel speelt een rol dat verdachte in die periode in Turkije verbleef en dat zijn medeverdachte zich, zo blijkt uit diverse telefoontaps, uitgaf als verdachte.
      
      
      IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
      
      De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren.
      
      De in beslag genomen goederen zullen, mede in aanmerking nemende artikel 36b, eerste lid, onder 3 Sr, worden onttrokken aan het verkeer.
      
      Het feit is met behulp van voornoemde voorwerpen begaan. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
      
      
      BESLISSING
      
      De rechtbank:
      
      - verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
      
      - verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
       
      - beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt: verklaart onttrokken aan het verkeer.
      
      
      
        Dit vonnis is gewezen door:
        mr. Van Boven, voorzitter,
        en mrs. Van den Berg en Van Ginneken, rechters,
        in tegenwoordigheid van mr. Wegman, griffier,
        en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 augustus 2008.
      
      
      De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
      
       
      
      Bijlage bij vonnis van [verdachte]:
      
      
      TEKST TENLASTELEGGING.
      
      Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat 
      
      
        hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december
        2007 tot en met 18 april 2008 te Schiedam en/of Rotterdam, in ieder geval in
        Nederland en/of Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
        althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel
        10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken,
        verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
        Nederland brengen van één of meer (handels) hoeveelhe(i)d(en) heroïne, in elk
        geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne
        een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
        aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te
        bereiden en/of te bevorderen, opzettelijk
      
      
      
        - één of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te
        doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te
        zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
      
      
      
        - zich en/of één of meer ander(en) gelegenheid en/of inlichtingen tot het
        plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
      
      
      
        - voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen
        voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden
        dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
      
      
      
        hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) meermalen
        althans eenmaal (telkens)
      
      
      
        - één of meer (versluierde) telefoongesprekken gevoerd en/of een of meer
        ontmoetingen gehad met betrekking tot het bestellen en/of kopen en/of
        vervoeren en/of opslaan van ten minste 1000 kilogram paracetamol en/of 400
        kilogram cafeïne, althans een hoeveelheid paracetamol en/of cafeïne, en/of
        kleurstof(fen) en/of apparatuur ten behoeve van versnijding van een (handels)
        hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
      
      
      
        - (een) geldbedrag(en) overgemaakt en/of over laten maken (onder meer ten
        behoeve van financiering van voornoemde hoeveelhe(i)(den) paracetamol en/of
        cafeïne) en/of
      
      
      - een loods gehuurd en/of
      
      
        - voor zichzelf en/of één of meer medeverdachte(n) vliegtickets naar en/of in
        (onder meer) bovengenoemde landen geregeld en/of betaald en/of
      
      
      
        - ongeveer 980 kilogram, althans een hoeveelheid, poedermengsel (van
        paracetamol en cafeïne) en/of 1110 kilogram, althans een hoeveelheid van een
        mengsel van een kleurstof en/of paracetamol en/of cafeïne voorhanden heeft
        gehad en/of
      
      
      
        - voornoemde hoeveelhe(i)(den) paracetamol en/of cafeïne en/of kleurstof(fen)
        gekocht en/of vervoerd en/of gemengd en/of gekookt en/of vermaald en/of
      
      
      
        waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
        had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van
        dat/die feit(en);
      
    




© 2015 - 2024 Weber Informatics LLC | Privacy Policy